Opeth – Watershed (2008)

Label: Roadrunner Records
Bandsite: www.opeth.com

Duur: 55:01 (CD) + 76:32 (DVD)
Reviewer: Henk Vermeulen
Waardering: (max. score JoJo’s)

Voor iemand die zijn jeugd doorbracht in de jaren 70 waarin de prach- tigste nieuwe muziekgenres werden ontwikkeld, waarvan de symfonische rock wellicht het meest kenmerkend is, is het een hard gelag als zijn kinderen later dezelfde muzikale passie als hun vader blijken te hebben maar dan gericht op een ander genre: metal!
Mijn eerste oppervlakkige kennismaking met ‘metal’ leidde tot kwalifi- caties als ‘herrie’ en ‘erbarmelijk geschreeuw’. Als ouder kun je jezelf natuurlijk geen desinteresse jegens de voorliefdes van je kinderen veroor- loven. Uiteindelijk ben ik via hen enigszins ingevoerd in de kunst van de metal. Inderdaad ‘kunst’ want dit genre heeft wel degelijk diepgang. Veel bands beschikken over technisch begaafde muzikanten. Daarnaast worden er existentiële thema’s uitgewerkt die in de ‘mainstream’ (vanwege het taboe?) genegeerd worden zoals occultisme, horror, dood, pijn, angst, nihilisme oftewel de donkere kanten van het menselijk bestaan.
Waarom deze persoonlijke inleiding in een recensie van de nieuwe CD ‘Watershed’ van Opeth ? Omdat Opeth eigentijdse progressieve metal maakt waarin de belangrijkste stijlen uit de jaren 70 zijn geïntegreerd. Hoe- wel steeds meer mensen vinden dat Opeth niet valt onder te brengen in een genre: “Opeth exists in a genre of one” stond er in de perstekst bij de promo. Ik ben nog steeds geen echte metaliefhebber. Uitzondering maak ik voor Dimmu Borgir uit Noorwegen en Opeth uit Zweden. Beide bands com- bineren de voor metal zo kenmerkende ‘grunt’ en de ongelooflijk snelle ritmiek met prachtige melodielijnen en zang.
Mijn eerste confrontatie met Opeth liep via ‘Damnation’ (2003). Een aantal jaren geleden liep ik bij Donner in Rotterdam toen mijn aandacht werd getrokken door de muziek die op dat moment in de winkel werd gedraaid. Al luisterend vroeg ik mij af welke band behalve King Crimson dergelijke huiveringwekkende muziek zou kunnen maken. Het was Opeth. Ik heb het album direct gekocht en thuisgekomen stond ik steeds meer perplex: dat een band uit deze tijd muziek kan maken die aan de ene kant volledig uniek en eigentijds klinkt en aan de andere kant sterk aan de symfo van weleer doet denken. Daarnaast kreeg ik tijdens het luisteren het ‘Blair Witch’ gevoel: associaties met de sfeer en spanning die ik heb ervaren tijdens het kijken naar de film “The Blair Witch Project”, een ‘very low budget millionseller horrorfilm’. Ik beveel iedereen aan om alvorens het album ‘Damnation’ te beluisteren eerst deze film bekijken en zich te laten meeslepen in de geheimzinnige sfeer.
Toen ik vervolgens de Opeth-albums ging onderzoeken bleek dat de meeste tot de metal behoorden: keiharde muziek met grunt. Opeth had toen voorlopig weer afgedaan en ik heb mij er verder niet meer in verdiept. Daarin kwam verandering toen ik de DVD ‘Lamentations’ kocht, waarop integraal live 'Damnation' staat en tracks van ‘Deliverance’ en ‘Black Waterpark’. Door die DVD en het kennis nemen van de andere kant van Opeth heb ik het specifieke geluid leren kennen. Het is niet altijd even gemakkelijke kost maar als je jezelf door de eerste vooroordelen hebt weten heen te slaan dan kan het ware genieten beginnen!
Op ‘Watershed’ heeft Opeth het de metalhaters gemakkelijker gemaakt. Het openingsnummer ‘Coil’ is namelijk een prachtige folksong met subtiel akoestisch gitaarspel en prachtige zang van bandleider Mikael Åkerfeldt en gastzangeres Natalie Lorichs. Er zullen niet veel mensen ongevoelig zijn voor een dergelijk vertederend liedje. Ergens doet deze song denken aan Jethro Tull in de dagen van ‘Aqualung’ door de op Ian Anderson geïnspi- reerde telefoonstem.
Maar dan: de overgang naar het tweede nummer is overweldigend. Met dezelfde intensiteit - je bent net bezig een dikke trui aan te trekken tegen het opgeroepen kippenvel - barst ‘Heir Apparent’ los maar dan met een totaal tegenovergestelde kracht, ritmiek en volume. Openend met een keiharde ‘grunt’ is er al snel sprake van een kakafonie aan uiteenlopende geluiden, afgewisseld met de prachtigste, vertederendste melodieën en vocalen. Meest kenmerkend zijn de felle ongelooflijk snelle tegenritmes van de indrukwekkende drummer Martin Axenrot, de opvolger van de als onmisbaar geachte Martin Lopez, met op de achtergrond het King Crimson mellotrongeluid en tussendoor telkens folkachtige dialogen tussen fluit en akoestische gitaar. Uiteindelijk eindigt het in een brok natuurgeweld: donder, bliksem, hagel, storm en een dubbel gevoel: angst en tegelijkertijd bewondering!
In ‘The Lotus Eater’ dezelfde contrasten: harde ‘grunts’ afgewisseld met mooie melodielijnen. Behalve aan King Crimson, doen sommige stukken denken aan Supersister en Soft Machine, vooral door het licht jazzy geluid van de fluit en het keyboard. De zang is weer huiveringwekkend mooi. Aan het einde komen alle mogelijk denkbare jaren 70 invloeden bij elkaar waarbij het geheel meer is dan de som van de delen. Zelfs geluidseffecten waarvan ik tot voor kort dacht dat alleen Pink Floyd die kon bedenken, zijn waarneembaar.
‘Burden’ is een symfoballad met invloeden van alweer King Crimson, UK en vooral John Wetton. Er komt ook een nostalgisch stuk rammelen op de Hammond Organ in voor á la Keith Emerson en een schitterende ontroerende gitaarsolo die aan de stijl en het vakmanschap van Clapton refereert. Hoe vol met contrasten zit deze band door hierna geluidseffecten te produceren zoals Black Sabbath dat deed op ‘Master of Reality’. De outro is bijzonder opvallend: de akoestische gitaar, waarop een minstreel- achtige melodie wordt gespeeld, wordt tijdens het spelen steeds valser gestemd hetgeen een vreemde surrealistische sfeer oproept.
Tijdens ‘Porcelain Heart’ krijg ik weer het typische ‘Blair Witch’ gevoel zoals bij ‘Damnation’, vooral door de combinatie van de huiveringwekkend mooie stem van Åkerfeldt en het folky akoestische gitaarspel. Maar daar houdt de vergelijking dan ook op: de ingetogen gedeelten worden afgewis- seld met overweldigende geniale herrie waarin de drumritmes ervaringen oproepen van een aardbeving. Ook komen plotseling klassiek georiënteerde stukken om de hoek kijken, gespeeld met klarinet of hobo. Tere porselei- nen gedeelten worden heftig afgewisseld met ontzagwekkend donder- geweld.
‘Hessian Peel’ heeft iets weg van het begin van ‘Facelift’ van Soft Machine en is het langste nummer van het album. De track heeft duidelijk iets oriëntaals in zich maar ook alle genoemde invloeden. Toch krijg je nooit het gevoel van imitatie omdat de duidelijke ‘death metal’ kant voortdurend het eigen karakter van de band bewaakt. Ook afsluiter ‘Hex Omega’ is weer een staaltje van geniale afwisseling en contrast en bij de zachte stukken is het soms onmogelijk een traan te bedwingen. Enig chauvinisme is mij niet vreemd als ik speciaal nog even aandacht vraag voor het hoge Supersister gehalte dat in sommige delen van dit nummer duidelijk waarneembaar is. Åkerfeldt heeft zijn bewondering voor de Nederlandse bands uit de jaren 70, met name Supersister, Solution en Focus, nooit onder stoelen of banken geschoven.
‘Watershed’ is een meesterwerk dat zowel de metalliefhebbers als de progrockfans zal weten te raken. De metalliefhebbers zullen dan van hun vooroordelen als zou Opeth softe muziek maken los moeten komen en de metalfobe progrockers dienen hun weerstand aangaande ‘grunts’ opzij te zetten om vervolgens het grote genieten te mogen ervaren. Een genieten dat elke keer dat het album wordt beluisterd groter wordt. Is dat nu niet juist het kenmerk van echte topmuziek? Henk Vermeulen (06-2008)

Bezetting:
Mikael Åkerfeldt - lead vocals, lead and rhythm guitars, bass

Fredrik Åkesson - rhythm and lead guitars
Martin Mendez - bass
Martin "Axe" Axenrot - drums, percussion
Per Wiberg - keyboards, backing vocals

Discografie:
Orchid (1995)
Morningrise (1996)
My arms, your Hearse (1998)
Still Life (1999)
Blackwater Park (2001)
Deliverance (2002)
Damnation (2003)
Ghost Reveries (2005)
Lamentations (DVD, 2006)
The Roundhouse Tapes (2007)
Watershed (2008)